Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

aangetreden

  1. past participle of aantreden

Declension edit

Inflection of aangetreden
uninflected aangetreden
inflected aangetreden
positive
predicative/adverbial aangetreden
indefinite m./f. sing. aangetreden
n. sing. aangetreden
plural aangetreden
definite aangetreden
partitive aangetredens

Anagrams edit