Dutch edit

Etymology edit

Borrowed from English agnostic.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /aːˈɣnɔstə/, /ɑxˈnɔstə/
  • (file)
  • Hyphenation: ag‧nos‧te

Noun edit

agnoste f (plural agnostes, masculine agnost)

  1. Female agnostic
    • 2015, Herman Brusselmans, Poppy en Eddie en Manon, Prometheus (publ.).
      Ik, op mijn beurt, was de in Hamme geboren (9/10/57), ietwat schuchtere ex-alcoholicus en tegenwoordig koffiedrinkende Herman Brusselmans. Over hem doen vele leugens en achterklap en roddel de ronde. Bijvoorbeeld over die agnoste van zesenveertig jaar oud in een rolstoel. Die heb ik helemaal nooit achterwaarts in de poes genaaid! Een godverdomde agnoste, die zou ik nog niet eens met een vinger willen aanraken in haar rolstoel.
      (please add an English translation of this quotation)
    Synonym: agnostica