ervoor

Dutch edit

Etymology edit

Univerbation of er +‎ voor.

Pronunciation edit

IPA^(key): /ərˈvoːr/, /ɛrˈvoːr/
Audio (file)
Hyphenation: er‧voor
Rhymes: -oːr

Adverb edit

ervoor

pronominal adverb form of voor + het

Inflection edit

Pronominal adverbs of ervoor

preposition	voor
postpositional adv.	voor
+ het (it)	ervoor
+ dit (this)	hiervoor
+ dat (that)	daarvoor
+ wat (what)	waarvoor
+ iets (something)	ergens voor
+ niets (nothing)	nergens voor
+ alles (everything)	overal voor

Retrieved from "https://en.wiktionary.org/w/index.php?title=ervoor&oldid=64327742"