huwelijksreis
Dutch edit
Etymology edit
Compound of huwelijk (“marriage”) + reis (“trip”).
Pronunciation edit
Noun edit
huwelijksreis f or m (plural huwelijksreizen, diminutive huwelijksreisje n)
- honeymoon (wedding trip)
Compound of huwelijk (“marriage”) + reis (“trip”).
huwelijksreis f or m (plural huwelijksreizen, diminutive huwelijksreisje n)