Dutch edit

Etymology edit

From kieken (chicken) +‎ dief (thief).

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˈki.kə(n)ˌdif/
  • (file)
  • Hyphenation: kie‧ken‧dief

Noun edit

kiekendief m (plural kiekendieven, diminutive kiekendiefje n)

  1. A harrier, predatory bird of the subfamily Circinae.
  2. (rare, literally) A chicken thief, who steals fowl.
    • 1866 February 4, “Reinaert de Vos”, in De eendracht, volume 20, number 16, page 62:
      Zoo gingen beiden nu op de vaart, en Reinaert bracht Tibert in de schuur van eenen pastoor, waaruit hij daags te voren eenen haan had geroofd. Een strik stond daar gereed gespannen om den kiekendief te vangen.
      (please add an English translation of this quotation)
    • 1890, Ons volksleven, volume 2, page 125:
      “ Padopen ! ” zei Jan, “ daar loopt de vos met mijnen schoonsten haan eweg! ” Hij speelt zijn klonen uit en op zijn slobben met den vlegel in de hand, vliegt hij den kiekendief achterna.
      (please add an English translation of this quotation)
    • 1898, Pol de Mont, Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche vertelsels uit den volksmond opgeschreven, page 63:
      “ Sapperloot ! ” riep Jan, “ daar zie ik den vos met mijn schoonsten haan wegloopen! ” / Rap als de wind wierp hij zijne holsblokken uit, en op zijne zokken, met den dorschvlegel op zijne schouders, achtervolgde hij den kiekendief.
      (please add an English translation of this quotation)
    Nuttige roofdieren worden al te vaak als kiekendieven door boeren verdelgd
    Useful predators are all too often exterminated by farmers as 'chicken thieves'

Synonyms edit

Derived terms edit

Descendants edit

  • Jersey Dutch: kääukendîf, kääukerdîf
  • Negerhollands: kikindif