naamval
Afrikaans edit
Etymology edit
Pronunciation edit
Noun edit
naamval (plural naamvalle)
Derived terms edit
Dutch edit
Etymology edit
From naam (“name, noun, nominal”) + val (“case”), calque of Latin cāsus nōminis. The oldest terms were val and geval, translating Latin casus (“case”), but the grammatical meaning of those words is now obsolete. Naam in the sense “noun” is also obsolete now.
Pronunciation edit
Noun edit
naamval m (plural naamvallen, diminutive naamvalletje n)
Derived terms edit
See also edit
Cases in the Indo-European languages:
- eerste naamval / nominatief / noemer
- tweede naamval / genitief / baarder, teler
- derde naamval / datief / gever
- vierde naamval / accusatief / aanklager
- vijfde naamval / vocatief / roeper
- zesde naamval / ablatief / nemer, wegnemer
- zevende naamval / locatief / plaatser
- achtste naamval / instrumentalis / veroorzaker