rivierbed
Dutch edit
Etymology edit
From rivier (“river”) + bed (“bed”).
Pronunciation edit
Noun edit
rivierbed n (plural rivierbedden, diminutive rivierbedje n)
- riverbed (bed of a river)
- In de zomer droogt het rivierbed vaak op. ― In the summer, the riverbed often dries up.
- Ze vonden oude artefacten in het rivierbed. ― They found ancient artifacts in the riverbed.
- Het rivierbed was bezaaid met gladde stenen. ― The riverbed was littered with smooth stones.