roofoverval

Dutch

Etymology

From roven (“to rob”) +‎ overval (“raid”).

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈroːf.oː.vərˌvɑl/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: roof‧over‧val

Noun

roofoverval m (plural roofovervallen, diminutive roofovervalletje n)

1. hold-up, robbery

   Synonym: overval

   De roofoverval vond plaats bij daglicht. ― The hold-up took place in broad daylight.

   Drie mannen zijn gearresteerd in verband met de roofoverval vorige week. ― Three men have been arrested in connection with the robbery last week.

   Het jonge duo pleegde een roofovervalletje op een tankstation. ― The young duo committed a minor robbery on a gas station.