vertrouweling
Dutch edit
Etymology edit
From vertrouwen + -e- + -ling.
Pronunciation edit
Noun edit
vertrouweling m (plural vertrouwelingen, diminutive vertrouwelingetje n, feminine vertrouwelinge)
From vertrouwen + -e- + -ling.
vertrouweling m (plural vertrouwelingen, diminutive vertrouwelingetje n, feminine vertrouwelinge)