Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

vloeiend

  1. present participle of vloeien

Declension edit

Inflection of vloeiend
uninflected vloeiend
inflected vloeiende
positive
predicative/adverbial vloeiend
vloeiende
indefinite m./f. sing. vloeiende
n. sing. vloeiend
plural vloeiende
definite vloeiende
partitive vloeiends

Adverb edit

vloeiend

  1. fluently
    Hij spreekt vloeiend Frans.He speaks French fluently.

Anagrams edit