Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

bewonderend

  1. present participle of bewonderen

Declension edit

Inflection of bewonderend
uninflected bewonderend
inflected bewonderende
positive
predicative/adverbial bewonderend
bewonderende
indefinite m./f. sing. bewonderende
n. sing. bewonderend
plural bewonderende
definite bewonderende
partitive bewonderends

Anagrams edit