Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

dichtgedaan

  1. past participle of dichtdoen

Declension edit

Inflection of dichtgedaan
uninflected dichtgedaan
inflected dichtgedane
positive
predicative/adverbial dichtgedaan
indefinite m./f. sing. dichtgedane
n. sing. dichtgedaan
plural dichtgedane
definite dichtgedane
partitive dichtgedaans