Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

gefotografeerd

  1. past participle of fotograferen

Declension

edit
Declension of gefotografeerd
uninflected gefotografeerd
inflected gefotografeerde
positive
predicative/adverbial gefotografeerd
indefinite m./f. sing. gefotografeerde
n. sing. gefotografeerd
plural gefotografeerde
definite gefotografeerde
partitive gefotografeerds