Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

gevibreerd

  1. past participle of vibreren

Declension edit

Inflection of gevibreerd
uninflected gevibreerd
inflected gevibreerde
positive
predicative/adverbial gevibreerd
indefinite m./f. sing. gevibreerde
n. sing. gevibreerd
plural gevibreerde
definite gevibreerde
partitive gevibreerds