Dutch edit

Etymology edit

From jaar (year) +‎ -ling (-ling).

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˈjaːr.lɪŋ/
  • (file)
  • Hyphenation: jaar‧ling

Noun edit

jaarling m (plural jaarlingen)

  1. A yearling, notably an equine or bovine animal aged between one and two.
    De boer heeft een kudde jaarlingen die volgend jaar volwassen zullen zijn.
    The farmer has a herd of yearlings that will be adults next year.
    De fokker heeft een paar veelbelovende jaarlingen die in de toekomst hopelijk goede renpaarden zullen worden.
    The breeder has a few promising yearlings that will hopefully become good racehorses in the future.
    De veiling biedt een aantal prachtige jaarlingen te koop aan.
    The auction offers a number of beautiful yearlings for sale.

Hypernyms edit

Derived terms edit