Dutch edit

Etymology edit

Univerbation of laatst +‎ genoemd.

Pronunciation edit

  • (file)

Adjective edit

laatstgenoemd (not comparable)

  1. latter, last-named, last of two

Inflection edit

Inflection of laatstgenoemd
uninflected laatstgenoemd
inflected laatstgenoemde
comparative
positive
predicative/adverbial laatstgenoemd
indefinite m./f. sing. laatstgenoemde
n. sing. laatstgenoemd
plural laatstgenoemde
definite laatstgenoemde
partitive

Antonyms edit