Dutch

edit

Etymology

edit

From nieuw +‎ gekozen.

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Adjective

edit

nieuwgekozen (not comparable)

  1. newly chosen

Declension

edit
Declension of nieuwgekozen
uninflected nieuwgekozen
inflected nieuwgekozen
comparative
positive
predicative/adverbial nieuwgekozen
indefinite m./f. sing. nieuwgekozen
n. sing. nieuwgekozen
plural nieuwgekozen
definite nieuwgekozen
partitive nieuwgekozens