Dutch edit

Etymology edit

From nood +‎ lot. Compare West Frisian needlot.

Pronunciation edit

  • (file)

Noun edit

noodlot n (uncountable)

  1. fate, destiny
    • 1948, De Edelgesteenten der Geloofsleer, section XXX:
      Maar de gedachte van een noodlot, een blind werkende kracht, waaraan zowel het bestel der wereld als het leven van de mens onderworpen zouden zijn, is een voorstelling uit het Heidendom en volkomen in strijd met de leer van den almachtigen en persoonlijken God van de Islām.
      (please add an English translation of this quotation)
    • 1997, Luc Anckaert, God, wereld en mens: het ternaire denken van Franz Rosenzweig, section 98:
      Het noodlot van het ethische systeem, gepersonaliseerd in de figuur van Creon, staat in een scherp conflict met haar vrije gewetensovertuiging het lijk van haar broer Eteocles te moeten begraven.
      (please add an English translation of this quotation)
    • 1999, Kris Vanhoeck, Els Van Daele, Werkboek daderhulp: therapie bij seksueel misbruik, section 111:
      Heb je het gevoel dat jij je gedrag zelf stuurt? Of heb je het gevoel dat het van buiten gestuurd wordt (het noodlot, de anderen, de maatschappij, de omstandigheden, enzovoort)?
      (please add an English translation of this quotation)
  2. disastrous fate
    • 2012, Helen Kirkman, Het hart van de vijand:
      Elswyth die zoals altijd ongeduldig was geworden en haar noodlot tegemoet was gegaan.
      (please add an English translation of this quotation)
  3. bad luck, misfortune
    • 2016 March 15, “Noodlot slaat opnieuw toe bij Kompany”, in Voetbal International:
      Binnen vijf minuten sloeg het noodlot toe bij Kompany, die sinds hij medio 2008 voor City tekende al dertien keer (!) eerder met een kuitblessure kampte.
      (please add an English translation of this quotation)

Synonyms edit

Derived terms edit