Dutch edit

Etymology edit

onder- +‎ graven

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˌɔn.dərˈɣraː.və(n)/
  • (file)
  • Rhymes: -aːvən

Verb edit

ondergraven

  1. to sap, wear off from underneath
  2. (figuratively) to subvert, undermine

Inflection edit

Inflection of ondergraven (strong class 6, prefixed)
infinitive ondergraven
past singular ondergroef
past participle ondergraven
infinitive ondergraven
gerund ondergraven n
present tense past tense
1st person singular ondergraaf ondergroef
2nd person sing. (jij) ondergraaft ondergroef
2nd person sing. (u) ondergraaft ondergroef
2nd person sing. (gij) ondergraaft ondergroeft
3rd person singular ondergraaft ondergroef
plural ondergraven ondergroeven
subjunctive sing.1 ondergrave ondergroeve
subjunctive plur.1 ondergraven ondergroeven
imperative sing. ondergraaf
imperative plur.1 ondergraaft
participles ondergravend ondergraven
1) Archaic.

Participle edit

ondergraven

  1. past participle of ondergraven

Inflection edit

Inflection of ondergraven
uninflected ondergraven
inflected ondergraven
positive
predicative/adverbial ondergraven
indefinite m./f. sing. ondergraven
n. sing. ondergraven
plural ondergraven
definite ondergraven
partitive ondergravens

Anagrams edit