Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

opgelaten

  1. past participle of oplaten

Declension

edit
Declension of opgelaten
uninflected opgelaten
inflected opgelaten
positive
predicative/adverbial opgelaten
indefinite m./f. sing. opgelaten
n. sing. opgelaten
plural opgelaten
definite opgelaten
partitive opgelatens

Adjective

edit

opgelaten (comparative opgelatener, superlative opgelatenst)

  1. embarrassed, not at ease

Declension

edit
Declension of opgelaten
uninflected opgelaten
inflected opgelaten
comparative opgelatener
positive comparative superlative
predicative/adverbial opgelaten opgelatener het opgelatenst
het opgelatenste
indefinite m./f. sing. opgelaten opgelatener opgelatenste
n. sing. opgelaten opgelatener opgelatenste
plural opgelaten opgelatener opgelatenste
definite opgelaten opgelatener opgelatenste
partitive opgelatens opgelateners
edit