ruimtevaarder

Dutch

Etymology

From ruimte (“space”) +‎ vaarder (“(male) farer”).

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈrœy̯m.təˌvaːr.dər/

• audio

  (file)

• Hyphenation: ruim‧te‧vaar‧der

Noun

ruimtevaarder m (plural ruimtevaarders, diminutive ruimtevaardertje n, feminine ruimtevaarster)

1. a (male) astronaut

   Synonyms: astronaut, kosmonaut

   De ruimtevaarder heeft maanden getraind voor zijn missie. ― The astronaut trained for months for his mission.

   Elke ruimtevaarder weet dat het reizen naar de ruimte gevaarlijk kan zijn. ― Every astronaut knows that traveling to space can be dangerous.

   Het leven van een ruimtevaarder vereist zowel fysieke als mentale voorbereiding. ― The life of an astronaut requires both physical and mental preparation.