Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

vergrijzend

  1. present participle of vergrijzen

Declension edit

Inflection of vergrijzend
uninflected vergrijzend
inflected vergrijzende
positive
predicative/adverbial vergrijzend
vergrijzende
indefinite m./f. sing. vergrijzende
n. sing. vergrijzend
plural vergrijzende
definite vergrijzende
partitive vergrijzends