Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

zaaiend

  1. present participle of zaaien

Declension edit

Inflection of zaaiend
uninflected zaaiend
inflected zaaiende
positive
predicative/adverbial zaaiend
zaaiende
indefinite m./f. sing. zaaiende
n. sing. zaaiend
plural zaaiende
definite zaaiende
partitive zaaiends

Anagrams edit