geitenherder
Dutch edit
Etymology edit
Compound of geit + -en- + herder.
Pronunciation edit
Noun edit
geitenherder m (plural geitenherders, diminutive geitenherdertje n)
- goatherd
- Buiten de bebouwde kom wordt gehoorbescherming sterk aanbevolen vanwege het gejodel van de eenzame geitenherders.
- The use of hearing protection is strongly recommended outside developed areas because of the yodeling of the lonely goatherds.