Dutch edit

Etymology edit

From Middle Dutch sudelijc. Equivalent to zuid +‎ -e- +‎ -lijk.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˈzœy̯.də.lək/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: zui‧de‧lijk

Adjective edit

zuidelijk (comparative zuidelijker, superlative zuidelijkst)

  1. southern

Inflection edit

Declension of zuidelijk
uninflected zuidelijk
inflected zuidelijke
comparative zuidelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial zuidelijk zuidelijker het zuidelijkst
het zuidelijkste
indefinite m./f. sing. zuidelijke zuidelijkere zuidelijkste
n. sing. zuidelijk zuidelijker zuidelijkste
plural zuidelijke zuidelijkere zuidelijkste
definite zuidelijke zuidelijkere zuidelijkste
partitive zuidelijks zuidelijkers

Derived terms edit

Descendants edit

  • Afrikaans: suidelik