Dutch edit

Etymology edit

From aanvoegen.

Pronunciation 1 edit

  • IPA(key): /ˌaːnˈvu.ɣənt/
  • (file)
  • Hyphenation: aan‧voe‧gend

Adjective edit

aanvoegend (not comparable)

  1. subjunctive
Inflection edit
Inflection of aanvoegend
uninflected aanvoegend
inflected aanvoegende
comparative
positive
predicative/adverbial aanvoegend
indefinite m./f. sing. aanvoegende
n. sing. aanvoegend
plural aanvoegende
definite aanvoegende
partitive aanvoegends
Derived terms edit

Pronunciation 2 edit

  • IPA(key): /ˈaːnˌvu.ɣənt/
  • Hyphenation: aan‧voe‧gend

Participle edit

aanvoegend

  1. present participle of aanvoegen
Inflection edit
Inflection of aanvoegend
uninflected aanvoegend
inflected aanvoegende
positive
predicative/adverbial aanvoegend
aanvoegende
indefinite m./f. sing. aanvoegende
n. sing. aanvoegend
plural aanvoegende
definite aanvoegende
partitive aanvoegends

Anagrams edit