Dutch edit

Pronunciation edit

  • Audio:(file)

Participle edit

bekkend

  1. present participle of bekken

Declension edit

Declension of bekkend
uninflected bekkend
inflected bekkende
positive
predicative/adverbial bekkend
bekkende
indefinite m./f. sing. bekkende
n. sing. bekkend
plural bekkende
definite bekkende
partitive bekkends