Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

beveiligd

  1. past participle of beveiligen

Declension

edit
Declension of beveiligd
uninflected beveiligd
inflected beveiligde
positive
predicative/adverbial beveiligd
indefinite m./f. sing. beveiligde
n. sing. beveiligd
plural beveiligde
definite beveiligde
partitive beveiligds