Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

bewerkend

  1. present participle of bewerken

Declension edit

Inflection of bewerkend
uninflected bewerkend
inflected bewerkende
positive
predicative/adverbial bewerkend
bewerkende
indefinite m./f. sing. bewerkende
n. sing. bewerkend
plural bewerkende
definite bewerkende
partitive bewerkends