eerstgenoemd
Dutch
editEtymology
editUniverbation of eerst + genoemd.
Pronunciation
editAdjective
editeerstgenoemd (not comparable)
Inflection
editDeclension of eerstgenoemd | ||||
---|---|---|---|---|
uninflected | eerstgenoemd | |||
inflected | eerstgenoemde | |||
comparative | — | |||
positive | ||||
predicative/adverbial | eerstgenoemd | |||
indefinite | m./f. sing. | eerstgenoemde | ||
n. sing. | eerstgenoemd | |||
plural | eerstgenoemde | |||
definite | eerstgenoemde | |||
partitive |