Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

geïmporteerd

  1. past participle of importeren

Declension edit

Inflection of geïmporteerd
uninflected geïmporteerd
inflected geïmporteerde
positive
predicative/adverbial geïmporteerd
indefinite m./f. sing. geïmporteerde
n. sing. geïmporteerd
plural geïmporteerde
definite geïmporteerde
partitive geïmporteerds