Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

geabdiceerd

  1. past participle of abdiceren

Declension edit

Inflection of geabdiceerd
uninflected geabdiceerd
inflected geabdiceerde
positive
predicative/adverbial geabdiceerd
indefinite m./f. sing. geabdiceerde
n. sing. geabdiceerd
plural geabdiceerde
definite geabdiceerde
partitive geabdiceerds