Dutch

edit

Participle

edit

gemoetend

  1. present participle of gemoeten

Declension

edit
Declension of gemoetend
uninflected gemoetend
inflected gemoetende
positive
predicative/adverbial gemoetend
gemoetende
indefinite m./f. sing. gemoetende
n. sing. gemoetend
plural gemoetende
definite gemoetende
partitive gemoetends