Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

gepauzeerd

  1. past participle of pauzeren

Declension

edit
Declension of gepauzeerd
uninflected gepauzeerd
inflected gepauzeerde
positive
predicative/adverbial gepauzeerd
indefinite m./f. sing. gepauzeerde
n. sing. gepauzeerd
plural gepauzeerde
definite gepauzeerde
partitive gepauzeerds