Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

gepropageerd

  1. past participle of propageren

Declension edit

Inflection of gepropageerd
uninflected gepropageerd
inflected gepropageerde
positive
predicative/adverbial gepropageerd
indefinite m./f. sing. gepropageerde
n. sing. gepropageerd
plural gepropageerde
definite gepropageerde
partitive gepropageerds