Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

geprovoceerd

  1. past participle of provoceren

Declension

edit
Declension of geprovoceerd
uninflected geprovoceerd
inflected geprovoceerde
positive
predicative/adverbial geprovoceerd
indefinite m./f. sing. geprovoceerde
n. sing. geprovoceerd
plural geprovoceerde
definite geprovoceerde
partitive geprovoceerds