Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

gevend

  1. present participle of geven

Declension edit

Declension of gevend
uninflected gevend
inflected gevende
positive
predicative/adverbial gevend
gevende
indefinite m./f. sing. gevende
n. sing. gevend
plural gevende
definite gevende
partitive gevends

Derived terms edit

Anagrams edit