Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)
  • Rhymes: -ɔndən

Participle edit

gezonden

  1. past participle of zenden

Declension edit

Inflection of gezonden
uninflected gezonden
inflected gezonden
positive
predicative/adverbial gezonden
indefinite m./f. sing. gezonden
n. sing. gezonden
plural gezonden
definite gezonden
partitive gezondens