See also: Koopman

Dutch edit

 
Dutch Wikipedia has an article on:
Wikipedia nl

Etymology edit

From Middle Dutch côopman, from Old Dutch kōpman, from Proto-West Germanic *kaupamann, equivalent to koop (buy, trade) +‎ man.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˈkoːp.mɑn/
  • (file)
  • Hyphenation: koop‧man

Noun edit

koopman m (plural kooplieden or kooplui or koopmannen, diminutive koopmannetje n, feminine koopvrouw)

  1. A male merchant, merchantman, trader.
    De oude stad was vol met drukke kooplui die hun waren aanboden op de markt.
    The old city was full of busy merchants offering their goods at the market.
    De koopman reisde naar verre landen om exotische goederen te verhandelen.
    The trader traveled to distant lands to trade exotic goods.
    In de middeleeuwen speelden de koopmannen een cruciale rol bij de ontwikkeling van de handel.
    In the Middle Ages, the merchants played a crucial role in the development of trade.
    De rijke koopman investeerde in verschillende bedrijven om zijn rijkdom te vergroten.
    The wealthy merchantman invested in various businesses to increase his wealth.

Synonyms edit

Derived terms edit

Descendants edit

  • Negerhollands: koopman
  • Papiamentu: koopman (dated)