Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

opgedeeld

  1. past participle of opdelen

Declension edit

Inflection of opgedeeld
uninflected opgedeeld
inflected opgedeelde
positive
predicative/adverbial opgedeeld
indefinite m./f. sing. opgedeelde
n. sing. opgedeeld
plural opgedeelde
definite opgedeelde
partitive opgedeelds