Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

overmeesterend

  1. present participle of overmeesteren

Declension edit

Inflection of overmeesterend
uninflected overmeesterend
inflected overmeesterende
positive
predicative/adverbial overmeesterend
overmeesterende
indefinite m./f. sing. overmeesterende
n. sing. overmeesterend
plural overmeesterende
definite overmeesterende
partitive overmeesterends

Anagrams edit