schrander

Dutch

Etymology

From schrand +‎ -er. Cf. West Frisian skrander.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈsxrɑn.dər/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: schran‧der
• Rhymes: -ɑndər

Adjective

schrander (comparative schranderder, superlative schranderst)

1. shrewd, astute, clever

Inflection

Inflection of schrander
uninflected	schrander
inflected	schrandere
comparative	schranderder
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		schrander	schranderder	het schranderst het schranderste
indefinite	m./f. sing.	schrandere	schranderdere	schranderste
	n. sing.	schrander	schranderder	schranderste
	plural	schrandere	schranderdere	schranderste
definite		schrandere	schranderdere	schranderste
partitive		schranders	schranderders	—

Descendants

• Afrikaans: skrander