Dutch edit

Pronunciation edit

  • IPA(key): /təˈkɔrtˌsxitənt/
  • (file)
  • Hyphenation: te‧kort‧schie‧tend

Participle edit

tekortschietend

  1. present participle of tekortschieten

Declension edit

Inflection of tekortschietend
uninflected tekortschietend
inflected tekortschietende
positive
predicative/adverbial tekortschietend
tekortschietende
indefinite m./f. sing. tekortschietende
n. sing. tekortschietend
plural tekortschietende
definite tekortschietende
partitive tekortschietends