Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

verbrijzeld

  1. past participle of verbrijzelen

Declension edit

Inflection of verbrijzeld
uninflected verbrijzeld
inflected verbrijzelde
positive
predicative/adverbial verbrijzeld
indefinite m./f. sing. verbrijzelde
n. sing. verbrijzeld
plural verbrijzelde
definite verbrijzelde
partitive verbrijzelds