Dutch edit

Alternative forms edit

Etymology edit

From verrukken +‎ -e- +‎ -lijk.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /vəˈrʏ.kə.lək/, /vɛˈrʏ.kə.lək/
  • (file)
  • Hyphenation: ver‧ruk‧ke‧lijk

Adjective edit

verrukkelijk (comparative verrukkelijker, superlative verrukkelijkst)

  1. wonderful, delightful [from early 18th c.]

Inflection edit

Inflection of verrukkelijk
uninflected verrukkelijk
inflected verrukkelijke
comparative verrukkelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial verrukkelijk verrukkelijker het verrukkelijkst
het verrukkelijkste
indefinite m./f. sing. verrukkelijke verrukkelijkere verrukkelijkste
n. sing. verrukkelijk verrukkelijker verrukkelijkste
plural verrukkelijke verrukkelijkere verrukkelijkste
definite verrukkelijke verrukkelijkere verrukkelijkste
partitive verrukkelijks verrukkelijkers

Synonyms edit

Derived terms edit

Descendants edit

  • Afrikaans: verruklik
  • West Frisian: ferrukkelik