Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

verslikkend

  1. present participle of verslikken

Declension

edit
Declension of verslikkend
uninflected verslikkend
inflected verslikkende
positive
predicative/adverbial verslikkend
verslikkende
indefinite m./f. sing. verslikkende
n. sing. verslikkend
plural verslikkende
definite verslikkende
partitive verslikkends