Dutch edit

Etymology edit

From voeden +‎ -zaam.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˈvut.saːm/
  • (file)
  • Hyphenation: voed‧zaam

Adjective edit

voedzaam (comparative voedzamer, superlative voedzaamst)

  1. nourishing, nutritious [from 17th c.]

Inflection edit

Inflection of voedzaam
uninflected voedzaam
inflected voedzame
comparative voedzamer
positive comparative superlative
predicative/adverbial voedzaam voedzamer het voedzaamst
het voedzaamste
indefinite m./f. sing. voedzame voedzamere voedzaamste
n. sing. voedzaam voedzamer voedzaamste
plural voedzame voedzamere voedzaamste
definite voedzame voedzamere voedzaamste
partitive voedzaams voedzamers

Derived terms edit

Descendants edit

  • Afrikaans: voedsaam
  • West Frisian: fiedsum (calque)
  • West Frisian: foedsum