Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)
  • Hyphenation: voor‧ge‧legd

Participle edit

voorgelegd

  1. past participle of voorleggen

Declension edit

Declension of voorgelegd
uninflected voorgelegd
inflected voorgelegde
positive
predicative/adverbial voorgelegd
indefinite m./f. sing. voorgelegde
n. sing. voorgelegd
plural voorgelegde
definite voorgelegde
partitive voorgelegds