Dutch edit

Etymology edit

From voor (in front of) +‎ treffen (to hit) +‎ -lijk. Most likely a calque from German vortrefflich.

Pronunciation edit

  • (file)

Adjective edit

voortreffelijk (comparative voortreffelijker, superlative voortreffelijkst)

  1. excellent, outstanding, exquisite

Inflection edit

Inflection of voortreffelijk
uninflected voortreffelijk
inflected voortreffelijke
comparative voortreffelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial voortreffelijk voortreffelijker het voortreffelijkst
het voortreffelijkste
indefinite m./f. sing. voortreffelijke voortreffelijkere voortreffelijkste
n. sing. voortreffelijk voortreffelijker voortreffelijkste
plural voortreffelijke voortreffelijkere voortreffelijkste
definite voortreffelijke voortreffelijkere voortreffelijkste
partitive voortreffelijks voortreffelijkers

Synonyms edit

Descendants edit

  • Negerhollands: voortreflik