Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

wegvliegend

  1. present participle of wegvliegen

Declension edit

Inflection of wegvliegend
uninflected wegvliegend
inflected wegvliegende
positive
predicative/adverbial wegvliegend
wegvliegende
indefinite m./f. sing. wegvliegende
n. sing. wegvliegend
plural wegvliegende
definite wegvliegende
partitive wegvliegends